Foetsie, voorgoed.

Gepubliceerd op 27 februari 2025 om 00:28

Nou, mijn tarots zijn weg. Verknocht waren ze aan mij, en ik aan hen. Maar het werd tijd. Na mijn dood zouden de kinderen ze toch maar bij het oud papier gooien, met een zucht en een schouderophalen. "Wat moeten wij daar nu mee?" zouden ze zeggen. "Die ouwe rommel van Pa Willy. "

Dus heb ik ze zelf verkocht. Met eigen handen van de zolder gehaald, afgestoft, gefotografeerd, online gezet. Dozen opengemaakt, elke kaart nog eens vastgepakt, bekeken, herinneringen opgehaald. Niet dat ik  ooit geloofde in voorspellingen of occulte geheimen. Nee, het ging om iets veel simpelers, veel tastbaarder. De artistieke schoonheid. De charme van die oude spellen, van papier dat na tientallen, soms honderden jaren nog steeds stevig in de hand lag. De geur van inkt en stof, van drukwerk dat allang niet meer bestond. Die tabaksgeur die, zelfs na vijftig of honderd jaar, in het karton was blijven hangen – alsof de vorige eigenaar net zijn pijp had neergelegd. Een tijd waarin ambachtslui kaarten met de hand sneden, waarin elke drukker zijn eigen stijl had, waarin zelfs een simpel spel iets unieks was, iets wat niemand anders op exact dezelfde manier bezat.

En nu zijn ze weg. Verkocht aan gretige handen die het verleden uit mijn vingers trokken.

En weet ge, ik voel me lichter. Echt waar. Geen dozen meer die in de weg staan, geen priemende blik van Mevr willy en haar eeuwige "Wat doet ge daar toch mee?" Geen sluimerend schuldgevoel meer omdat ze daar maar lagen, onaangeroerd, vergeten, hun tijd voorbij. Nu zijn ze bij anderen, mensen die ze misschien wél zullen koesteren, gebruiken, bekijken zoals ik dat ooit deed. Dat is goed. Dat is juist.

Maar verdomme, wat heb ik er spijt van.

Want het ging nooit om die kaarten. Nooit om het hebben. Het ging om de zoektocht. Het speuren op internet. Het graven in stoffige dozen op rommelmarkten, tussen afgedankte boeken en vergeelde ansichtkaarten. Het snuisteren bij antiquairs, de opwinding van het onverwachte, het geluk van iets bijzonders vinden. Het vasthouden, het weten dat je iets tastbaars in handen hebt dat een stukje van jezelf weerspiegelt. De magie van verzamelen. Niet omdat je iets nodig hebt, maar omdat het vinden op zich al voldoening gaf.

En nu is dat weg.

En misschien is dat maar goed ook. Misschien moet een mens zichzelf op tijd ontdoen van ballast. Misschien is het een manier om afscheid te nemen, beetje bij beetje, zonder dat het te bruusk wordt. Misschien is dat de kunst van het sterven zonder dat ge al dood zijt.

Maar toch. Ik had ze toch zo graag nog even gehad. Gewoon nog één keer door de stapels gaan, de kaarten laten glijden door mijn vingers, het verleden nog even vasthouden voor ik het loslaat. De gedachte dat ik ergens nog een juweeltje zou kunnen ontdekken. Eén keertje maar.

Maar dat kan niet meer.

Foetsie. Voorgoed weg.