
In de schaduw van de tijd sta ik daar,
Met rimpels, diep en uitgesleten.
Mijn haardos grijs, mijn huid ruw en zwaar,
Getekend door het lot, gekarteld door het leven.
Maar een steentje in mijn hand, zo klein,
Door tijd gesleten, toch voelt het glad.
Het trotseert de jaren, voelt haast fijn,
Een paradox van tijd, die het nooit had.
Waar ik verzwak, door tijd gebogen,
Struikelend en zoekend naar rust, zo zacht,
Wordt dit steentje door de zee bewogen
En wint het aan lichtheid en aan kracht.
Het tij trekt en duwt, een eeuwigdurende dans,
Mij achterlatend op het koude, natte zand.
Maar het steentje vindt in elke golf zijn kans,
Wordt jonger in de palm van mijn hand.
Hoe kan het zijn dat wij, zo verschillend oud,
Ik, een man, versleten door het leven,
En hij, een steen, door water zacht gevouwd,
Elk hun eigen strijd, door tijd verweven.
Misschien is het zo dat vrijheid is gegeven,
Niet in de jeugd, noch in het licht van dag.
Maar in het accepteren van ons eigen leven,
Vindend onze weg, met geween en gelach.
Dus staar ik naar het steentje, glad en klein,
Een leermeester in zijn eenvoudige pracht,
En fluister zacht, bij het vallen van de schijn,
"Ouder worden is een kracht."