
Lang geleden, toen meneer Willy een jaar of 10-11 was, kregen wij kortstondig nieuwe buren: Duitsers. Het waren onopvallende mensen. Wat we niet wisten, was dat de man bijzonder agressief was en zijn vrouw sloeg.
Nooit iets van gemerkt. Tot op een gegeven moment, toen die vrouw bij ons een toevlucht had gezocht, zich verschuilend in de kelder. Waarschijnlijk via de tuin binnengekomen. In die goede oude tijd stond de achterdeur nog altijd open.
Maar Pa Willy, die daar allemaal niets mee te maken wilde hebben, had de vrouw weer naar buiten gejaagd, de straat op. En daar stond haar man haar op te wachten, wat resulteerde in een hoop ruzie en getier. Uiteindelijk begon die man erop los te slaan. Buren stonden eromheen, riepen en maakten lawaai, maar niemand kwam ertussen. Nu, in mijn kinderogen was dat een reus van een man, dus misschien verklaart dat waarom.
Intussen had wel iemand de politie gebeld, die snel ter plaatse was. Hoe het dan allemaal geëindigd is, weet ik niet meer, wel dat die buren in de kortst mogelijke tijd weer verhuisd waren.
Maar zoiets vergeet je niet.
En dan lees je de krant over vrouwen, die jarenlang door hun man mishandeld zijn, maar die, om een of andere godvergeten reden daar toch bij blijven.
En dat heeft me geïnspireerd tot het schrijven van volgend verhaal, een verhaal waarin zo'n vrouw misschien antwoord geeft op die prangende vraag.
Mijn zonnebril , mijn beste bescherming.
Hij verbergt de blauwe plekken, maar hij verbergt ook de waarheid die ik niet onder ogen kan komen. Bij de drankhandel, met een glimlach die meer pijn doet dan de blauwe plekken zelf, koop ik zijn favoriete bier, Stella, omdat ik weet dat hij daarvan houdt. Thuis sleep ik zijn kratje bier de trap op, zachtjes, om de buren niet te alarmeren. De schaamte brandt feller dan de pijn.
Wanneer de avond valt en de spanning in zijn ogen zichtbaar wordt, bereid ik me voor op het onvermijdelijke. Ik bescherm instinctief mijn gezicht, de rest van mijn lichaam vergetend, terwijl ik me verlies in de gedachte dat dit misschien liefde is. Hij wordt woedender wanneer ik geen weerstand bied, en de pijn die volgt, is een prijs die ik betaal voor die momenten waarin hij zegt dat hij van mij houdt.
De excuses die ik verzin voor de buitenwereld zijn talrijk. "Van de keukentrap gevallen", "een ongelukje met de fiets", zeg ik, terwijl ik pijnlijk glimlach. Diep vanbinnen schaam ik me, niet alleen voor de blauwe plekken, maar voor mijn onvermogen om te vertrekken, voor de ketens van deze 'liefde' die ik niet kan verbreken.
Op de bank, weggedoken onder een deken van wanhoop, troost ik mezelf met de gedachte dat het niet de drank is, maar iets in zijn hoofd. Dat hij diep vanbinnen van mij houdt, ook al zijn zijn woorden en daden de ultieme tegenstrijdigheid. Ik kan niet weggaan, hoe vaak ik het ook probeer. Zijn stem, zijn oproep, is de sirene die mij teruglokt naar de rotsen, hoe gevaarlijk die ook zijn.
De momenten onder hem zijn de zwaarste. Ik sluit mijn ogen, wensend dat het snel voorbij zal zijn, dat hij in slaap valt en ik in de stilte een moment van vrede kan vinden. Maar de vrede komt niet, en de nachten zijn lang, gevuld met zijn snurken en de geur van bier en zweet. Soms, tijdens zijn hoestbuien, flitst de gedachte door mijn hoofd dat dit misschien mijn uitweg kan zijn. Maar dan haat ik mezelf voor die gedachte.
Ondanks alles, houd ik vast aan de momenten van tederheid, hoe zeldzaam die ook zijn. Hij zegt dat hij van mij houdt, en in een wanhopige poging om de pijn te verzachten, klamp ik me vast aan die woorden. Misschien, ergens diep vanbinnen, houd ik ook van hem, of van het idee van wat we hadden kunnen zijn.
Maar elke blauwe plek, elke traan, is een herinnering aan de realiteit van mijn leven. Gewond en gekneusd, lichaam en ziel getekend door een verdraaide vorm van liefde.
En toch, in de eenzaamste uren van de nacht, vraag ik me af: is dit echt liefde, of is het de angst om alleen te zijn die mij hier houdt?
De vraag blijft onbeantwoord, en de cyclus gaat door, een eindeloze dans van pijn en vergeving, vastgehouden door de woorden "Ik houd van je", hoe hol die ook mogen klinken.