VERHALEN VAN DE NACHT: GOD

Gepubliceerd op 5 augustus 2024 om 09:42

Onderstaande is een stukje uit een verhaal over een oude vrouw op haar sterfbed

Wanneer de duisternis haar ogen omsluit, zakt ze weg in een onpeilbare leegte, alsof de kille, eindeloze stilte van het universum haar wreed omhelst. Als je dood bent, dan ben je verdwenen in een bodemloze zee van niets, een ijskoude plek zonder grenzen of vorm, waar zelfs echo's sterven. De wereld wordt dan een uitgeblazen kaars, met geen enkele goddelijke hand die bereid is om het vuur weer aan te steken. De hemel? Slechts een bedrieglijke droom, een fata morgana die de verbeelding van de zwakken en behoeftigen bespeelt, een luchtspiegeling die smadelijk verdwijnt zodra je haar probeert aan te raken. Hoe kan iemand met een helder verstand geloven in een leven na de dood? Hoe zou dat mogelijk kunnen zijn?

De gedachte dat alle zielen die ooit hebben geleefd en nog zullen leven zich zouden verzamelen in een hemelse zaal is absurd. Het zou daar een duizelingwekkende, eindeloze chaos zijn, een waanzinnige drukte zonder reden of doel. En stel je voor, omringd door al die zielen, de mensen die je tijdens je leven al nauwelijks kon verdragen. Het lijkt me een nachtmerrie om bepaalde individuen weer tegen te komen na de dood, als een slecht boek dat je met tegenzin halverwege dichtklapt. Nee, laat die herinneringen maar vergaan, zoals vervagende inkt op vergeeld papier.

Wanneer we het aardse verlaten, is er niets meer dan de koude, wrede stilte en de genadeloze vergetelheid. Ons lichaam, ooit het tijdelijke huis van onze illusies, wordt verteerd door de onverschillige vlammen van crematie of langzaam teruggegeven aan de aarde, waar het verteert en vergaat tot niets dan stof en as. Het leven zelf is niets meer dan een dwaze, zinloze grap, een ongelukkige samenloop van toevalligheden zonder enige vorm van bedoeling of richting. Een schepping zonder betekenis, als een schilderij zonder kleuren, een symfonie zonder geluid, een zee zonder water. God en de hemel? Het zijn misschien niets meer dan verzinsels, leugens gesponnen om ons in het gareel te houden, zoals een herder zijn schapen dwingt te volgen met de zweep van illusie.

Het einde is in zicht, en ik voel geen spijt. Geen angst, geen verlangen naar meer. Ergens diep in mij groeit een stille berusting, een kalme acceptatie dat het leven niets meer is dan een vluchtige vlam en de ziel, als die al bestaat, rust vindt in het niets. Ik omarm de leegte als een verloren vriend. Terwijl de slaap haar ijzige greep versterkt, glijd ik weg in een zee van vergetelheid, waar dromen smelten als ijskristallen in de zon.

 

Nou, juist zoals die vrouw is Mr Willy, niet gelovig, nooit geweest. De invloed van Ma Willy, een vurige atheïste, is nooit ver weg. Als zij een pastoor zag, begon de strijd meteen. In haar ogen was geloof een ketting, een last die de geest gevangen hield.

Maar soms, in de stilte van de nacht, wanneer de wereld tot rust is gekomen en de sterren als zilveren ogen boven de aarde waken, sluimert er in Mr Willy een sprankje hoop en een sprankje twijfel . Wat als er toch een God is, een hemel die als een lappendeken van liefde over ons heen ligt? Hoeveel mooier zou het leven zijn als we geloof konden vinden, zoals een verloren kind dat zijn weg terugvindt naar huis. In de chaos van ziekte, dood, en oorlog zou geloof als een kompas zijn, een gids die ons de weg wijst naar zin en betekenis.

De gedachte aan een hiernamaals, een plek waar zielen opnieuw samenkomen, zou als een zachte deken van troost om ons heen slaan. Het idee dat de dood niet het einde is, maar slechts een deur naar een nieuwe wereld, zou hoop geven. Hoe fijn zou het zijn om te geloven dat we na onze laatste ademtocht herenigd worden met degenen die ons dierbaar zijn, dat de liefde nooit sterft maar als een eeuwige rivier blijft stromen.

In de donkere dagen, wanneer de wereld lijkt te buigen onder de last van verdriet en onrecht, zou geloof als een vuurtoren in de storm zijn. Het zou ons de kracht geven om door te gaan, om te blijven vechten, zelfs als het leven ons ruw behandelt. Geloof zou de pijn verzachten, de wond helen die het leven in ons achterlaat.

Stel je voor, een wereld waar het geloof als zonlicht door de wolken breekt, waar de geest rust vindt in de wetenschap dat er een hogere macht is die over ons waakt. Het zou zijn als een symfonie van vrede, een melodie die de ziel omarmt en ons vervult met een stille vreugde. De troost van geloof zou als een warme hand zijn die de onze vasthoudt, ons door de donkere uren heen leidt naar een ochtend vol licht en hoop.

Het geloof zou niet niet slechts een keten zijn, maar een sleutel, een poort naar een wereld vol wonderen en liefde. 

En terwijl de nacht doorkabbelt vindt ie in die gedachte een stille hoop, een flikkering van vrede, waarin twijfels wegglijden.
Want misschien, heel misschien, is er meer tussen hemel en aarde dan we kunnen zien. En in die onzichtbare ruimte, in dat ongrijpbare mysterie, schuilt een schoonheid die de ziel raakt en ons hart opent voor de mogelijkheid van iets groters, iets eeuwigs.