VERHALEN VAN DE NACHT: Treinreis

Gepubliceerd op 13 april 2024 om 08:59

Ooit hebben ze Mr Willy eens gezegd, het leven is als een treinreis. 
Die trein start in het eerste station, de onschuld van de kindertijd, en baant  zich dan een weg door talloze stations, elk een hoofdstuk van het leven, elk een verzameling van gezichten en afscheid. En die trein rijdt onverminderd door, doorheen landschappen die verschuiven van levendige kleuren naar sombere tinten, weerspiegelingen van de seizoenen van het leven.

Nu, in de avond van zijn bestaan, voelt Mr Willy de nadering van het eindstation. Hoe zal dat laatste perron eruit zien? Zal het baden in het gouden licht van de ondergaande zon, een sereen tableau dat rust belooft na de lange reis? Of zal het gehuld zijn in de zachte mist van een vroege ochtend, waar schimmen van oude vrienden fluisterend op hem wachten, klaar om hem te begeleiden naar het onbekende? Of zal het pijnlijk en angstwekkend zijn, een zware eindstrijd tegen de kanker die uiteindelijk wint? 

En zo zit Mr Willy weer achter zijn  zwak verlicht computerscherm  te mijmeren; de gedachten dansen door zijn hoofd, noten van melancholie en hoop, van angst en onzekerheid. Het is deze reflectie, zo episch en intens, die hem omarmt in de eenzaamheid van zijn nachtelijke waken.

In het duister van een tunnel, zo begint de reis,
Een trein snijdt door de nacht, zijn fluit een droeve wijs.
Onder het ritme van het staal op oude, roestige spoor,
Vind hij rust in het gedreun, een vredig koor.

Zijn ogen dwalen, vangen flarden ziel en zicht,
Als paardenbloemen op de wind, in een eeuwig gewicht.
Een dans van melancholie, in levens stille pracht,
Waar elke droom en ieder moment wordt betracht.

Een kind met ogen groot, en vol van smaragd en licht,
Droomt in velden zonovergoten, gezicht naar de hemel gericht.
Onschuldig puur, in fantasieën onbevlekt,
Een canvas wit en ongerept, door avontuur ontdekt.

Een jongeman, hartstochtelijk en vrij,
Rent naar morgen, met de wereld als bondgenoot zij aan zij.
Zijn penseel tekent paden, ongetemd en groot,
Een toekomst vol van kleur, waarin hij blootvoets loopt.

Willy, de reiziger, vermoeid en stil,
Draagt levenslast als een koffer, tegen wil en dank, een gril.
Ogen, eens helder, reflecteren nu de strijd,
Van steden die hem vormden, in onbarmhartige tijd.

Een oude ziel, gezicht doorleefd, gedachten diep en zwaar,
Draagt de rimpels als getuigen, van vreugde, liefde, gevaar.
In stilte voortbewegend, met herinneringen zo rijk,
Elk moment een testament, van een koninkrijk.

De trein zingt zacht, een wiegelied bijna volbracht,
Als de laatste halte nadert in de donkere nacht.
Hij draait zich  om, kijkt terug in de tijd
Alleen met de echo’s van een leven, maar zonder spijt

Zo eindigt de reis, landschappen trekken voorbij,
Elke herinnering een station, onder de eeuwige hemel, vrij.
En in de stilte van het afscheid, op het laatste spoor
Fluistert het leven zelf, "Vaarwel", in zacht gehoor