
En weer, in de stilte van de nacht, wanneer de schaduwen zich langer uitstrekken en de wereld lijkt te slapen, zit Mr Willy achter zijn bureau. Het zachte licht van zijn PC werpt een bleke gloed op zijn gezicht terwijl hij in gedachten verzonken staart naar het scherm, zijn geest langzaam omwikkeld door een sluier van zorgen.
Als kind was hij zoals velen. Bang voor het donker, bang voor de monsters die zich onder zijn bed of in de kast konden verbergen. Elke avond controleerde hij zorgvuldig zijn kamer , wierp een blik onder het bed, opende de kastdeuren om te zien dat er niets was.
Dat was vroeger. Nu is hij veel te oud voor onzin zoals onder het bed gluren of ervoor zorgen dat de kastdeur goed dicht is voordat hij gaat slapen. Hij weet dat niks zijn voet zal grijpen als zijn been eens onder de beschermende deken vandaan glipt, geen angst dat zijn tere vlees blootgesteld zal worden aan het duistere, hongerige donker. Nee hoor, daar is hij te volwassen voor, met al dat grijze haar op zijn hoofd.
Maar toch, monsters bestaan. Geen monsters die zich in het duister verbergen, maar een monster dat diep in hem groeit, een ijzige kou in zijn hart brengt.
Hij weet dat het daar is, sluipend als een onzichtbaar beest, verstopt ergens in zijn lichaam. Een monster dat niet bang is voor het licht, dat niet in een kast of onder een bed zit, maar dat leeft en groeit in het weefsel van zijn bestaan. Het is vuil en vies, angstaanjagend in zijn realiteit. Het verspreidt zich als giftige wortels door zijn aderen, voedt zich met zijn kracht en vitaliteit.
Kanker is als die denkbeeldige demon uit zijn kindertijd, maar dan echt. Met hoorns die scherp zijn als messen, die zijn innerlijke organen doorboren met elke ademhaling. Met ogen die niet rood gloeien als robijnen, maar doordringen met een onzichtbare, verlammende angst. Het is gehuld in cellen die vergaan, in weefsels die van binnenuit rotten.
Hij voelt het monster loeren, wachtend op het juiste moment om toe te slaan. Het fluistert hem toe in de donkere uren van de nacht, bijt al eens, een speldenprik hier, een steekje daar, niet heel erg, maar genoeg om hem te te laten weten dat het daar is, klaar om zijn lichaam te vernietigen. Geen kastdeur die hij kan sluiten, geen lichtschakelaar die het kan verdrijven.
Dus zit Mr Willy hier, alleen met zijn gedachten en zijn monster. Hij kan niet wegkijken, kan het niet ontkennen. Het monster onder het bed is verdwenen, maar het monster in hem groeit, geduldig en genadeloos.
Sommige angsten uit je kindertijd verdwijnen nooit echt . Ze veranderen alleen van vorm.