
Rode wijn, zeker die van de Bordeauxstreek is gezond. Het verlaagt de slechte cholesterol in je bloed en verhoogt de goede. Zelfs Mevr Willy geeft dat mopperend toe.
En dat stemt me tot vreugde want ik drink graag een flesje wijn, zeker op de traditionele tête-à-tête met Mevr Willy, elke vrijdagavond. Soms ook al eens een andere avond.
Maar een kenner ben ik niet. Het verschil tussen wit en rood, dat merk je aan de kleur, maar voor de rest deel ik de wijnen hoofdzakelijk in op basis van lekker of niet te drinken. En ook het feit dat je 's morgens wel of niet een houten kop hebt speelt mee in de beoordeling.
Nu heb al heb ik al aardig mijn best gedaan en ben ik al meermaals met specialisten mee naar Frankrijk gereisd en ben ik daar afgedaald in duistere spelonken en krochten om de wijn zijn geheim te ontfutselen. Maar het is aan mij blijkbaar niet besteed.
Want wie als leek kenners ziet proeven, denkt onwillekeurig dat hij met een stel idioten te maken heeft.
Om te beginnen dalen ze af in een kelder, waar het plafond vol spinnenwebben hangt en waar de schimmels op de muren groeien. Het is er kil en vochtig, En het stinkt als een mengeling van vochtige aarde en bedorven druiven, doordrenkt met een muffe geur van schimmel en rot hout. De lucht is zwaar, bijna tastbaar, en draagt een scherpe, zure zweem van gefermenteerde wijn die te lang heeft gestaan. De geur van oud leer en nat karton vermengt zich met een vleug van muskus, alsof de kelder jarenlang zonder ventilatie is achtergelaten. Het is een geur, doordrenkt met tekenen van verval die zich vastzet in je neus
Beneden, met een zuinig peertje van 25 watt als verlichting, neemt de wijnboer een lange glazen pipet, op het eerste gezicht een enorme klisteerspuit of een apparaat van gelijke strekking, hij dompelt het langs een onzichtbaar gat boven in de ton en als het vol is, vult hij er de bodem mee van ieder glas van de proevers. De kenners beginnen eerst heel onbeleefd te ruiken en te snuiven, nemen dan voorzichtig een slok in de mond en beginnen dan de gekste gezichten te trekken en onbeleefde rochelgeluiden te maken.
Als ze met dat gesmak en gerochel klaar zijn, spuwen ze de wijn in een kwispedoor, met zo’n verachting dat je denkt: ze hebben per vergissing white spirit of brandspiritus gekregen.
En onmiddellijk daarop zeggen ze met bewondering en een glinstering in hun ogen: “C’est excellent!” en nog meer gekke dingen. “Hij is nog iets te groen!” zeggen ze, hoewel zelfs kleurenblinde kan merken dat hij rood is. Ze zeggen soms ook dat de wijn mooie benen heeft, des belles jambes, of dat hij naar hout smaakt, een mooie neus heeft, dat hij nog wat vermoeid is, kortom, je hebt de stellige indruk dat al die jongens stuk voor stuk rijp zijn voor een psychiatrische instelling.
Maar als je dan een tijdje later bovenkomt en ze laten je een fles van een vroegere jaargang proeven, dan merk je inderdaad dat hij een beetje naar honing smaakt, of naar frambozen, of naar een of ander paradijs.
Maar echt proeven zal ik nooit leren. Dat lijkt me te gecompliceerd.
Dus houd ik me vast aan mijn simpele, doch bevredigende indeling van wijn: lekker of niet te drinken.
En elke vrijdagavond, als Mevr Willy en ik samen zitten met onze fles rode Bordeaux, kijk ik naar haar glimlach, terwijl ze mopperend toegeeft dat het goed is voor onze gezondheid. We proosten, laten de wereld en de kenners met hun rare fratsen voor wat ze zijn, en genieten simpelweg van het moment, van de smaak, en van elkaar.
🥂🥂