GELUKKIG

Gepubliceerd op 14 juli 2024 om 16:18

Ooit, lang geleden, kenden we een meisje, de kleindochter van een bevriend danskoppel. Ze was toen ongeveer 12 of 13 jaar oud en had het syndroom van Down. Ondanks, of juist dankzij haar aandoening, was ze het liefste meisje dat we ooit hebben gekend. Haar ogen straalden een onschuldige warmte uit, een oprechte liefde en vriendelijkheid, een  glimlach zo puur dat het je hart deed smelten en een oergevoel van beschermingsdrift opriep. Ze had een manier om de wereld om haar heen te verlichten. Haar aanwezigheid was op een of andere manier  als een balsem voor de ziel. .

Helaas, het danskoppel met wie we bevriend waren, verdween al snel uit ons leven. De vriendschap mocht dan geen lang leven beschoren zijn, maar de herinnering aan dat meisje is blijven altijd hangen. Haar beeld, haar stem, de manier waarop ze de mensen om haar heen blij maakte  is vervaagd in de loop der tijden, maar is nooit helemaal vergeten.

En dan lees je een verhaal zoals hieronder, en dan komen die herinneringen met volle kracht terug. Het herinnert ons eraan hoe kostbaar zo'n ontmoeting kan zijn en hoe diep het ons kan raken, een blijvende indruk op je hart geven. 
Daarom dat ik het wou delen

--------

 

Ofschoon "niet-roken" was het toch een beetje benauwend in de coupé. Er lag een bedrukte sfeer over de zeven reizigers. Een vrouw, die een voortdurend troostende dochter bij zich had, liet haar tranen de vrije loop. Later, toen we tegelijkertijd uitstapten, hoorden we van de dochter, die kennelijk – maar ten onrechte – meende ons een verklaring schuldig te zijn, dat haar vader plotseling heel ernstig ziek in het ziekenhuis was opgenomen. De bedruktheid, het voelbare medeleven van de reizigers en de pijn van moeder en dochter verdwenen tijdelijk, toen in A. een ontzagwekkende jongeman onze coupé binnen daverde die van top tot teen glunderde van nauwelijks ingehouden vrolijkheid. Hij had het op de enige lege plaats begrepen. Met opgestroopte broekspijpen en onhandig met een plastic zak zwaaiend, waarin mogelijk zijn "twaalfuurtje" kon zitten, beende hij lachend op "zijn" plaats af.

Even onhandig ontdeed hij zich van zijn jas waaruit prompt allerlei papieren dwarrelden. De medereizigers hielpen hem de papieren verzamelen en daarna ving een schouwspel aan, waarnaar wij met z'n allen zeker een half uur in opperste verbazing hebben zitten kijken. De jongeman beschikte over een kleine portemonnee en hij had zich voorgenomen om al de gevallen paperassen keurig opgevouwen in die portemonnee te krijgen. De hele coupé, treurende moeder en dochter incluis, volgde deze pogingen welhaast ademloos, omdat het telkens mislukte. Of de papieren waren te groot gevouwen, of weer te dik, waardoor de portemonnee niet sloot. De jongeman gaf niet op. Liet zijn spulletjes even liggen, greep de plastic zak, waaruit hij brood en een flesje bier opdiepte. Het kroonkurkje haalde hij er tussen de schuifdeuren af en verorberde vervolgens een indrukwekkende hoeveelheid brood, rijk begoten met het pilsje.

Hij kwam tot praten. "M'n moeder wilde me nog niet thuis hebben. Ik moet weer naar de zuster. Fijn." En hij glunderde weer met z'n hele gezicht en met hem de volle coupé. Geduldig nam hij de papieren weer op en sloeg andermaal aan het vouwen. Het lukte niet. Toen de trein in X stopte kwam de conducteur met een blauw gesluierde zuster hem ophalen. Het was een ontmoeting van die twee om nooit te vergeten: pupil en zuster wisten, wat ze aan elkaar hadden.

De lege plaats was er weer. "Erg hè", zei de dochter tegen haar moeder, "als je zo bent." Waarop de moeder: "Hij is wél gelukkig."

Op dat moment dachten wij aan een toneelstuk van Arthur Miller. Een van de toneelspelers zegt daarin: "Ik droomde, dat mijn leven een tastbaar kind voor me was. Maar ik ontdekte een mongooltje en ik rende weg. Toch kroop het kind telkens weer op mijn schoot en het wilde geliefkoosd worden. Toen dacht ik, 'als ik het zou kunnen kussen, kan ik misschien weer slapen'. En ik liet mijn hoofd naar het verwrongen gezichtje glijden; het was afschuwelijk... maar ik kuste het en ik kon heerlijk slapen."

Pijn omarmen, je leven, dat ergens in het diepste van zijn zin gewond werd, toch omarmen, het kussen en dan er mee weten te leven... Verzoenen, hoe hard ook.

Moeilijk, natuurlijk, maar misschien lukt het die moeder toch haar leven te omarmen om verder gelukkig te zijn.

                                                                                                                                    Jan spanjaard
                                                                                                                         uit "Ie beetje ideetje"