
Mijn leven begon in 1908, toen ik geboren werd als de oudste van een eeneiige tweeling. Ik stond trots in de straat, als een van de eerste huizen die er gebouwd werden. Mijn bouwers, twee broers met een goed hart en een goed oog voor detail, waren rijk geworden als diamantslijpers. Ze spaarden geen moeite of geld om mij mooi te laten opgroeien.
In die tijd was ik het grootste en hoogste huis in de straat. Mijn schouders reikten ver boven de andere huizen uit, en ik keek neer op mijn buren, die nauwelijks tot mijn vensterbanken kwamen. Ik voelde me trots, sterk, en vooral geliefd. De broers Van Meensel, zoals ze bekend stonden, behandelden me met zorg. Mijn kamers vulden zich met het geluid van lachende kinderen, hun voetstappen weerklonken door mijn gangen, en mijn muren waren doordrenkt met de vreugde van levendige gesprekken. Het was een tijd van vreugde, van leven in zijn puurste vorm.
Maar zoals alle dingen in het leven, veranderde dat geleidelijk. De broers werden ouder, en het leven dat ik kende, begon te vervagen. Een van hen ging als eerste, en de ander vertrok om bij zijn dochter in te wonen. Plotseling voelde ik een leegte, een koude stilte die mijn muren vulde. Waar eens leven was, bleef nu slechts een echo over.
En toen kwamen de huurders. De een na de ander trok bij mij in, nooit lang, en geen van hen kon de warmte terugbrengen die ik zo wanhopig miste. Sommigen zorgden redelijk voor me, anderen lieten me verkommeren.
Het dieptepunt kwam met M.V., een man die aanvankelijk een redder leek, een witte ridder in donkere tijden. Hij maakte naam met zijn strijd tegen kinderporno, haalde de wereldpers met het oprollen van het netwerk van Dutroux, maar al snel bleek dat zijn nobele daden slechts een masker waren voor zijn eigen duistere verlangens. Zijn vrouw, nota bene een oude jeugdvriendin van Mr. Willy, moet aanvankelijk niets hebben geweten. Maar toen ze de waarheid ontdekte, kon ze het niet langer verdragen en koos ze voor een tragisch einde. Ze plaatste haar hoofd in de gasoven, en maakte zo een einde aan haar lijden. Veel geluk dat ik niet in de lucht ben gevlogen.
De hele straat sprak erover. Mijn muren voelden het verdriet, mijn vensters weenden in stilte. Ik, ooit een trotse en levendige thuis, sloot mijn rolluiken van schaamte. De glorie van mijn vroegere dagen leek ver weg, en ik begon te vervallen.. .
M.V. werd uiteindelijk opgepakt, veroordeeld, en stierf later in de gevangenis. Ik bleef achter, eenzaam en met de littekens van een schandelijke tijd.
En toen kwamen Pa en Ma Willy , zij kochten mij en even had ik nog een sprankje hoop. Maar helaas, ook zij hadden geen liefde voor mij. Ze zagen me niet zoals ik was, een huis dat hunkerde naar liefde en aandacht. In plaats daarvan werd ik totaal verwaarloosd. Mijn muren, ooit zo stevig en vol kracht, begonnen te verzakken, alsof de fundamenten van mijn ziel het begaven onder de druk van hun onverschilligheid. Stukjes pleisterwerk vielen naar beneden, als schilfers van een oud schilderij dat langzaam zijn schoonheid verloor. Mijn gevel, eens een trotse blikvanger in de straat, begon te barsten en af te brokkelen, alsof mijn huid ouder werd zonder de balsem van zorg.
Mijn ramen, de ogen waardoor ik de wereld bekeek, raakten beslagen door de vochtigheid die steeds dieper in mijn muren drong. Ze klapperden in de wind, niet langer stevig in hun sponningen, en ik kon niet anders dan ze open en dicht laten slaan als een gebroken ademhaling, zwaar en moeizaam. De tocht sloop door de kieren en spleten, en ondanks mijn inspanningen om de warmte binnen te houden, drong de kou overal binnen. . In de winter voelde ik hoe die mijn kamers vulde, als ijzige vingers die aan mijn kern trokken.
En het waren niet alleen mijn ramen die mij pijn deden. Mijn sanitair, ooit een trots symbool van moderniteit, was nu niets meer dan een schaduw van wat het ooit was. De leidingen, mijn aderen die het levenswater moesten vervoeren, waren verstopt en gebarsten, en het water dat door mijn kranen stroomde, was als een trage, roestige stroom die nauwelijks in staat was om de dorst van mijn bewoners te lessen. De afvoeren, eens een betrouwbare weg voor het wegvoeren van het ongewenste, liepen nu over, alles vullend met een vieze, muffe geur, alsof mijn ingewanden zichzelf langzaam aan het verstikken waren.
En dan was er mijn elektriciteit, de levensader die mijn kamers verlichtte en warmte bracht. Mijn bedrading, ooit strak gespannen en veilig verborgen, was nu oud en broos, mijn zenuwen blootliggend,en elke vonk een gevaar. De lichtschakelaars werkten slechts af en toe, als oude gewrichten die alleen met veel moeite konden bewegen. Elke keer dat een lamp flikkerde, voelde ik het als een pijnscheut, een herinnering aan hoe dicht ik bij de duisternis stond.
Het waren mijn levensaders, maar nu werkten ze tegen me, zoals een lichaam dat zichzelf langzaam opgaf. Ik was geen veilige haven meer, maar een plek vol gevaren, waar elke stap en elke handeling met voorzichtigheid genomen moest worden
Mijn dak, ooit mijn kroon, begon te lekken. De regen drupte langzaam door de gebarsten dakpannen, en ik voelde hoe de druppels zich een weg baanden naar binnen, als tranen die ik niet kon tegenhouden. Elke druppel die neerkwam op mijn houten vloeren, was een herinnering aan hoe ver ik gevallen was. Waar eens de voetstappen van vrolijke kinderen weerklonken, klonk nu alleen het sombere getik van het water, dat steeds verder doordrong in mijn oude balken. Balken, eens zo stevig en robuust maar nu kreunden ze onder hun eigen gewicht, als oude botten die elk moment konden breken. Elke zucht van de wind liet me vrezen dat het geheel zou bezwijken, en dat mijn trotse kroon zou instorten onder de last van verwaarlozing.
Maar ondanks mijn verval, bleef ik trouw. Ik hield mijn ramen zo goed als ik kon gesloten tegen de stormen die buiten woedden. Ik strekte mijn muren uit, hoe broos ze ook waren geworden, om de bewoners te beschermen tegen de harde wind. De zomerzon, die ooit mijn kamers met licht en warmte vulde, werd steeds vaker een vijand die mijn verweerde houten kozijnen deed kraken en barsten. Toch bleef ik hen een thuis bieden, ook al werd ik steeds zwakker.
En zo gingen de jaren voorbij, en met elke dag verloor ik een beetje meer van mezelf. De verf bladderde van mijn deuren, en de treden van mijn trap kraakten onder het gewicht van de tijd. Mijn vloeren, die ooit stevig onder de voeten van mijn bewoners lagen, voelden nu hol en onzeker aan, alsof ze elk moment zouden bezwijken onder de last van verwaarlozing.
En dan, op hoge leeftijd stierf Pa Willy en Ma Willy ging naar een bejaardenhuis . Ik dacht dat ik zou sterven, vergeten en verwaarloosd, net zoals zoveel andere huizen in mijn straat. Rijp voor de sloop.
Maar toen kwamen Mr. en Mevr. Willy. Ze zagen iets in mij, iets dat de anderen niet zagen. Ze herkenden mijn ziel, mijn geschiedenis, mijn verhalen. Ze brachten mij terug tot leven, herstelden mijn oude glorie met liefde en zorg. Voor het eerst in jaren voelde ik me weer gezien, weer geliefd.
Nu sta ik hier, meer dan honderd jaar oud, met nieuwe kracht. De melancholie van mijn verleden zit nog steeds diep in mijn muren, maar ik ben weer fier, weer sterk. Mr. en Mevr. Willy hebben mij gered, en in ruil daarvoor heb ik gezworen hen te beschermen. Ik zal hen beschutten tegen de stormen van het leven, de kou buitenhouden en hen warmte bieden. Want zij hebben mij teruggegeven wat ik verloren had: een thuis, een doel, een reden om te bestaan.
En zolang zij leven, zal ik voor hen zorgen, zoals zij voor mij hebben gezorgd.
Want ik ben meer dan alleen een huis; ik ben een levend wezen, een getuige van een eeuw aan verhalen, een symbool van liefde, verdriet, en hoop.