VERHALEN VAN DE NACHT: TREURWILG

Gepubliceerd op 10 november 2024 om 19:50

Zo'n mooie treurwilg, dat heeft wel iets.

En nu denken we allemaal wel eens na over wat er komt na de laatste adem, zeker als kankerpatiënt, wanneer het einde onvermijdelijk nadert.

Velen, Mr Willy in het bijzonder, dromen van een terugkeer, een tweede leven dat het aardse overstijgt. Sommigen willen herrijzen als een vogel, hoog in de grijze lucht zwevend, vleugels wijd open, vrij van alle ketens, drijvend op de melancholische wind van eeuwige vrijheid. Anderen verlangen naar het machtige bestaan van een tijger, sluipend door het sombere woud, met de last van eeuwen in elke stap, het eenzame hart van de jungle voelend.

Er zijn ook zielen die zich zien als een bloem, die uit de koude aarde barst en opent in een veld gehuld in het zwakke licht van de schemering, elk bloemblaadje een stille herinnering aan vergane dagen. Of als een oceaan misschien, eindeloos en diep, waarin golven verloren verhalen dragen en eindeloze geheimen fluisteren aan een stille sterrenhemel.

Het verlangen om opnieuw geboren te worden, een echo achter te laten in een andere vorm, sluimert in ons allemaal. Het is die stille hoop op verbinding, een wens om, zelfs na de dood, nog steeds deel te zijn van de adem van de wereld, van alles wat ooit leefde en weer zal verdwijnen.

Maar Mr Willy koestert een andere droom, een zachtere wens, een beeld dat meedeint op de droeve melodie van zijn verbeelding. Hij wil terugkeren als een wilg, een oude, verweerde wachter aan de oever van een langzaam verdwijnende rivier. Geen vleugels die reiken naar een onbereikbare hemel, geen klauwen die door een verlaten wildernis snijden, maar wortels die diep in de eenzame aarde rusten, innig verstrengeld met het hart van een wereld die hem vergeten is.

Hij stelt zich voor hoe zijn takken als vermoeide armen over het water zouden buigen, de bladeren teder strelend langs het oppervlak dat geen reflectie meer toont. De rivier zou zijn verhalen fluisteren, in een taal die slechts een echo is van wat ooit werd begrepen. In dit nieuwe bestaan zou tijd geen betekenis meer hebben, slechts een stille metgezel die traag voorbijglijdt.

Hij zou geen haast kennen, geen druk om te presteren. De tijd zou een vervagende vriend zijn, een traag stromende rivier die herinneringen met zich meedraagt. Hij zou getuige zijn van het komen en gaan van seizoenen: het aarzelende ontluiken van lentebloemen, de bleke omhelzing van de zomerzon, het weemoedige afscheid van de herfst en de koude stilte van de winter.

Onder zijn bladerdak zouden vogels nestelen, hun melancholische liederen met de lege wereld delend. Dieren zouden in zijn schaduw rusten, onwetend van zijn stille verdriet. Geliefden zouden bij hem samenkomen, maar hem niet zien, verzonken in elkaar, hun stemmen vervagend met het vallen van de avond. Soms zouden ze hun initialen in zijn schors kerven; kleine wonden die hij in stilte draagt als getuigenis van momenten waar hij nooit deel van uit zal maken.

Maar niet alles zou sereen zijn. Er zouden tijden komen van droogte, wanneer de rivier opdroogt tot een schrale stroom en zijn wortels vergeefs zoeken naar het verkwikkende water. Of momenten waarop de lucht gevuld is met het dreigende gerommel van naderend onheil, trillingen die door zijn wezen snijden. Dan zouden zijn bladeren fluisteren van verloren dromen, en zouden dauwdruppels als bittere tranen langs zijn bast glijden.

Toch zou hij blijven staan, ondanks de stormen en de eenzaamheid. Want als wilg zou hij een baken zijn van onvervuld verlangen, een symbool van een leven dat ooit was en nooit meer zal zijn. Hij zou de gefluisterde verhalen van de wereld absorberen en ze in stilte bewaren, diep binnenin zijn ringen die jaar na jaar groeien zonder doel.

En zo zou hij, als een eenzame wilg aan de verlaten waterkant, in stilte blijven voortbestaan—een schaduw in het eeuwige verhaal van de aarde, zijn ziel verweven met het zuchten van de wind en het troosteloze stromen van de rivier. 
Daar, in de rust en verlatenheid, zou hij misschien de vrede vinden waarnaar hij zo verlangt.