ZONDAGAVOND

Gepubliceerd op 4 december 2024 om 10:14

En nou was Mr Willy vannacht toch weer wat  ongelukkig. Dat ie voor de rest van zijn ( veel te korte) leven nog met zo'n duikmasker op moet slapen, pff...
Want zoveel last heeft ie daar niet van.  Maar nu  blijkt dat onvoldoende zuurstofsaturatie een van de oorzaken kan zijn van die gaten in zijn hersenen ( vasculaire encefalopathie, weet je nog).
En dan duikt dat spook van dementie weer op. Want 
het blijft toch nog altijd zijn grootste angst om op die manier oud te worden. Voor hemzelf, pfff... Hij weet niet beter dan. Maar wat met Mevr Willy ???
Nou, die angst, zo midden in de nacht van zich afschrijven met een of ander zwartgallig verhaal, das één van Mr Willy's specialiteiten. Is hiermede dus gebeurd

----

Op zondagavond stapt zij door de grijze gangen van het verzorgingshuis, waar de geur van ontsmettingsmiddel en vervlogen herinneringen zich met de stilte vermengen. Met een zachte, bijna verontschuldigende klik ontsluit zij de deur van de gesloten afdeling. De stilte viel als een sluier over haar heen, alleen onderbroken door het ritmisch knarsen van een versleten rolstoel en het rauwe geluid van onbestemde geluiden.

Zij wandelt verder, zijn haar kloppend in een cadans van herinnering en verlies. De bewoners, verloren zielen in hun eigen verwarde werelden, zitten verzonken in stoelen die hen nauwelijks meer steunen. Zij noemt het een bloedende eenzaamheid, een pijn zonder woorden. Zij kent de rusteloze kreten en het ongeduldige tikken van een rollator op de tegelvloer. Een orkest van vergetelheid dat zingt zonder melodie.

In de gemeenschappelijke ruimte zoemt de televisie, een waakzame wachter voor de dromende lichamen. De stemmen van het personeel echoden soms, snijdend door de stilte als een ongepaste grap in een tragedie. Zij kijkt naar de boze man die zijn rollator als een wapen over de tegels laat bonken, een rebellie zonder reden. Maar hij is niet de man die zij zoekt.

Langzaam baant ze zich een weg naar zijn kamer, een donkere cel waar het licht aarzelt om binnen te vallen. Hij zit bij het raam, zijn lichaam ingezakt als een kapotte pop, met zijn rug rug naar haar toe toe. Haar hart krimpt ineen omdat hij haar gezicht niet herkent, een gezicht waar ie meer dan 50 jaar lief en leed mee heeft gedeeld. Hij wil iets zeggen, zijn stem als een warm briesje uit het verleden, maar de woorden sterven in zijn keel. Zijn aanwezigheid is slechts een echo van wat ooit was.

De verpleegsters hebben hem gekleed: zijn blauwe krijtstreeppak glad, een zondags ritueel. Vroeger trok zij haar mooiste jurk uit de kast, en dan gingen zij uit. “Vandaag is het de dag des Heren,” zei ze dan, haar stem helder en sterk. Nu, in zijn kamer, zijn er geen jurken meer, geen gebeden, geen God. Dementie heeft alles weggerukt.

Zij zet zich naast hem, hun schouders bijna elkaar rakend maar toch werelden van elkaar verwijderd. Samen kijken ze naar buiten, naar een tuin waar de bloemen droog en verwelkt hangen, waar de vogels hun zang zijn vergeten. Er is geen schoonheid meer, geen hoop in het roze van de zonsondergang. Alleen het verstrijken van tijd, meedogenloos en onbegrijpelijk.

Zij steekt haar hand uit en vindt zijn kouwe vingers. Zij houdt ze vast, zachtjes, bijna uit angst om hem te breken. In zijn ogen is er geen glimp van herkenning, geen sprankje van wie hij ooit was. Maar hij voelt haar hand, grijpt ze, een aanraking die hun leven samen overbrugt. Tranen branden achter haar ogen, en ze laat ze hun weg zoeken over haar wangen, terwijl hij blijft kijken, kijken naar buiten, naar de horizon die langzaam in het donker verdwijnt

En terwijl de schemering hen omsluit, probeert zij te koesteren wat er nog is. Niet de hoop, niet het leven dat hen ooit vulde, maar de ruige, onverwoestbare loyaliteit die ze samen dragen. Zij  houdt vast aan de zinloosheid, aan de schoonheid die zelfs in de laatste momenten nog kon bloeien. Een offer aan de nacht, een herinnering die haar tegen het licht in misschien nog laat leven.