STRAATLEVEN

Gepubliceerd op 13 januari 2025 om 07:30

Sinds die straatwerken hier is er voor mijn huis een speelpleintje neergekwakt. Voor peuters, alleen voor peuters. Jammer eigenlijk, want ik zie mezelf daar toch ook nog graag afrijzen op zo'n glijbaan. Maar goed, het is wat het is. Bij zo'n pleintje horen ook zitbanken, en natuurlijk zijn dat van die lompe, koude betonnen dingen waar je liever geen nacht op doorbrengt. Maar soms, vooral na mijn jogging, neem ik er toch eentje in gebruik. Tenminste toch in de zomer, als mijn achterwerk niet vastvriest aan dat beton.

En op zo'n bank gebeurt er altijd wel iets. Je hoeft geen televisie meer, echt niet. Alleen als mevrouw Willy aandringt omdat ze tien afleveringen van Thuis ( Vlaamse soapserie, nvdr) achterloopt, geef ik toe en kijk ik mee. Maar verder is die bank mijn grote scherm, en de Dasstraat is mijn live soap.

Neem nou die vrouw op haar bakkersfiets. Een kingsize model, waar je de complete voorraad van een warenhuis in kunt laden. Maar zij gebruikt het anders: zes kinderen. Zes! Het lijkt wel een menselijke zwerm bijen, allemaal in en om die fiets gepropt. Waarschijnlijk een onthaalmoeder, vermoed ik, want anders zou je toch denken dat ze haar eigen crèche runt. Iedere ochtend trapt ze ze naar school, haar benen lijken van staal. Maar ja, als je al die koters elke dag vooruit moet duwen, kweek je die je wel aan.Ik krijg al kramp van het kijken.

Dan die dame met dat hondje. Zo’n type waarvan je denkt dat ze royalty is, of zich tenminste zo voelt. Ze loopt rechtop, neus in de lucht, alsof ze wil zeggen: Kijk eens hoe geweldig ik ben. Maar wie ze werkelijk is? Geen idee. Al jaren paradeert ze hier met diezelfde houding, en nog steeds ik weet ik niet wat ze eigenlijk doet. Misschien doet ze iets in professioneel belangrijk zijn.

En J., ons sociale geval. Altijd vriendelijk, altijd tijd voor een praatje, maar toch... ik blijf hem verdenken van louche zaakjes. Drugs misschien, of iets anders wat niet pluis is. Hij heeft die blik en dat uiterlijk weet je wel: Ongewassen, één en al tatoeages, 4 kleuren haar en van z'n kleren kan je soep koken. Nou, ik neem hem niks kwalijk hoor. Hij maakt van het leven wat hij kan, en dat doet hij met een glimlach.

Daar hebben we Kees weer. Zo noem ik hem, want zijn echte naam weet ik niet. Een lieve jongen, dat zeker. Maar mentaal én fysiek niet helemaal in orde. Zo'n aarzelende, onzekere, wat houterige stap. Soms zie ik hem boodschappen doen, een andere keer wordt hij opgehaald door zo’n busje van de sociale werkplaats. Hij zwaait altijd enthousiast, alsof mijn aanwezigheid de straat opeens gezelliger maakt. Kees is een zonnestraal in een dorp vol regenwolken.

Buurman D., die komt ook regelmatig langs. Al meer dan tien jaar ken ik hem, en al die tijd is het een zure bok gebleven. Geen woord kwam eruit, altijd een gezicht alsof hij net in een citroen had gebeten. Zijn vrouw was een zonnetje, altijd vrolijk. Maar ja, die is er vandoor gegaan. Kan ik haar niet kwalijk nemen. Sinds zijn ongeluk – van een ladder gevallen, hiel en enkel in gruzelementen – lijkt hij wat menselijker geworden. Er kan zelfs een praatje vanaf. Kleine wonderen bestaan.

Overbuurman Paul, tachtig maar oogt honderd. Elke stap lijkt een Olympische prestatie. Zoveel operaties gehad dat je je afvraagt hoe hij het volhoudt. Nederig word ik ervan. Je hoeft geen kanker te hebben om in de ellende te zitten.

En M & M, onze ex-cateraars. Wat een opluchting dat ze met pensioen zijn. Geen straat meer vol bestelwagens, geen zoektocht naar parkeerplekken. Hun zoon runt nu de zaak, maar van tijd tot tijd zie ik ze toch nog rondrijden, alsof ze heimwee hebben naar hun logistieke chaos.

R., onze loodgieter, zie ik regelmatig voorbij schieten. Hij woont twee deuren verder en heeft een paar jaar geleden mijn CV-ketel eigenhandig geïnstalleerd. Altijd gehaast, altijd vriendelijk. En een van de weinigen die durft te vragen – met een glimlach nog wel – wanneer die arme kankerlijer nou eindelijk eens gaat opkrassen. Tactisch is anders, maar ach, hij meent het niet kwaad. Naast zijn loodgieterij heeft hij ook nog een job als radioloog in het ziekenhuis. Twee banen, dubbele stress, maar hij blijft verrassend menselijk. Misschien beroepsmisvorming? Ach, het kan altijd erger.

En dan C., de buurman aan de andere kant. Een stem als een kerkklok – als die begint te praten, vliegen mijn hoorapparaten spontaan in veiligheid. Ook C. heeft flink wat centen aan me verdiend: hij heeft de tuin aangelegd, een terras gestort en schuttingen geplaatst. Ik heb soms het gevoel dat ik hem volledig sponsorde, maar eerlijk is eerlijk: het vakmanschap is er wel naar. Luidruchtig, ja, maar handig, dat ook.

En dan S., de buurvrouw aan de andere kant. Voor haar werk fietst ze dagelijks fietst ze dwars door Antwerpen. Echt, ik snap het niet. Hoe overleeft ze dat? Hier in België is een fietser, zeker in de grootstad, vogelvrij, nog net geen schietschijf. Als ik haar vertel dat ik dat niet zou durven, lacht ze. “Je moet gewoon leren uitwijken, Willy,” zegt ze dan.
En T. haar man. Jong , vol eigendunk, een opkomende yuppie. Toen ze hier pas woonden, 1 jaar geleden stond ie ineens aan m'n voordeur. De sleutel afgeven van ZIJN voordeur. Je weet maar nooit , zei die. En hij hééft het geweten, want sindsdien is ie al 5-6 keer komen aanbellen dat ie zichzelf buitengesloten had, sleutel vergeten of zoiets. Nou, nederiger wordt ie er toch niet van .

En kijk daar, mijn schoonzus. Even bijpraten en wat tijdschriften brengen.  Ze is op weg naar de huisarts voor een vrouwenkwaaltje. “Het voelt vertrouwd,” zegt ze. Tja, dat is ook belangrijk, zeker als je al een halve eeuw bij dezelfde dokter komt.

Na een tijdje ga ik ook maar weer naar binnen. De bank is koud, en mijn benen hebben het gehad. Nee, televisie heb ik niet nodig. Mijn soap speelt zich gewoon hier af, in de straat, met een cast die iedere dag weer nieuwe afleveringen schrijft.
Gratis en voor niks.