Daddie.....

Gepubliceerd op 9 januari 2025 om 11:28

Kleinkinderen zijn toch een wonderlijk fenomeen: een mengeling van ontembare energie, eindeloze nieuwsgierigheid en net genoeg ondeugendheid om je constant op je hoede te houden. Ze zien je of als een held of als een krakkemikkige opa, afhankelijk van het moment, maar altijd met diezelfde wensen: je aandacht en een beetje bewondering.

Neem nou mijn kleinzoon, mijn stralend mannetje, mijn persoonlijke tornado van bravoure en grootse plannen. Hij is meester in het uitdagen van zijn opa, of, zoals hij me noemt, zijn Daddie.... Het begint vaak al bij het ochtendritueel. “O Daddie!!!!, kijk eens naar mijn spierballen!” roept hij terwijl hij zijn mouwtjes oprolt met een blik alsof hij net een werelddoorbraak heeft bereikt. Twee kleine armpjes verschijnen, mollig en zacht, meer geschikt voor het dragen van een speelgoedtractor dan voor het tillen van gewichten.

Wauw, wat een spieren!” zeg ik met zoveel overtuiging als ik kan opbrengen. Je wil het ventje niet ontmoedigen, natuurlijk. Maar hij weet al precies waar hij naartoe wil. “Sterker dan jou, hè Daddie...?” vraagt hij met dat ondeugende grijnsje dat hij ongetwijfeld van mijn genen heeft geërfd.

Daar sta je dan, eenenzeventig jaar en met meer slijtageplekken dan dat oud campertje van hem. Toch laat ik me niet zomaar kennen. “Nou,” zeg ik, “Daddy heeft laatst nog het deksel van een pot confituur opengemaakt waar zelfs je Noni  ( Mevr Willy, nvdr) het  moest opgeven. Dát noem ik nou spierkracht!”

Hij trekt een wenkbrauw op, zoals alleen hij dat kan, en stelt met de zekerheid van een achtjarige filosoof: “Ja, maar dat is niks, Daddie... Jij bent al héél oud. Hoe oud eigenlijk? Zo oud als een dinosaurus?”

En daar komt het. De dinosaurusvergelijking. “Nee, jongen,” zeg ik terwijl ik me groter probeer te maken dan ik me voel. “Dinosaurussen zijn uitgestorven, en kijk mij eens: ik ben er nog! Sterker nog, ik kan jou nog steeds optillen!”

En voor hij het weet, hijs ik hem de lucht in. Hij schatert het uit, gilt “hoger, Daddie...., hoger!” en ik voel mijn rug kraken, mijn spieren protesteren . Maar dat laat ik niet merken. Voor hem ben ik op dat moment de sterkste man ter wereld. Mijn adem gaat sneller, mijn hoofd staat op ontploffen, maar vanbinnen fluistert iets dat ik niet mag laten zien hoe moe ik eigenlijk ben. Het enige dat hij mag zien, is een Daddy die niet opgeeft.

Wanneer ik hem weer op de grond zet, kijkt hij triomfantelijk naar me op. “Zie je wel, daddie..! Jij zweet. Jij bent oud!” Het ventje is genadeloos, dat moet ik hem nageven. Maar ik kan het niet laten om hem door zijn haren te woelen en te zeggen: “Oud? Misschien. Maar vergeet niet dat opa altijd een trucje achter de hand heeft.”

Ik vertel het hem niet, maar op zulke momenten voel je een soort oerkracht in je opkomen. Kanker of niet, ik laat me door hem niet kennen. Voor hem ben ik geen oude zieke man, maar zijn daddie...
En als dat betekent dat ik mijn rug moet kraken of een spierverrekking moet oplopen, so be it. Als hij later terugdenkt aan deze momenten, hoop ik dat hij zich herinnert dat zijn daddie...  sterker was dan een dinosaurus, tenminste toch in zijn ogen.

En dat is alles wat telt.